Een horende die met een dove of slechthorende praat, heeft vaak de neiging hard te praten en duidelijk te articuleren. Dat kan soms helpen, maar is vaak niet genoeg. En af en toe lijkt de gesprekspartner u goed te kunnen volgen. Soms is dat ook zo, maar vaker is dat niet het geval. Omdat iemand die doof of slechthorend is het vervelend vindt om steeds maar om herhaling of verduidelijking te vragen, kan het zijn dat hij een groot deel van het gesprek mist. Zo kunnen gemakkelijk misverstanden ontstaan.
U kunt op verschillende manieren helpen om de communicatie te verbeteren (maar vraag vooral vooraf aan uw gesprekspartner wat zijn of haar voorkeur heeft):
- Vraag de dove of slechthorende persoon of hij of zij een tolk nodig heeft en zo ja wat voor tolk. Spreek ook af wie die tolk regelt: de persoon zelf of u als gemeentevertegenwoordiger.
- Zorg voor een minimum aan achtergrondgeluid en ga in een rustige ruimte zitten. Een ruimte met ringleiding is handig voor mensen met een hoorapparaat of CI. Zij kunnen het gesprokene beter volgen, zonder dat ze last hebben van omgevingsgeluid.
- Praat rustig en duidelijk, maar overdrijf niet.
- Zorg dat uw gezicht en uw mond goed te zien zijn en zorg voor voldoende licht, waarbij u uw gesprekspartner niet tegen het licht in laat kijken.
- Houd een blocnote bij de hand om lastige woorden op te kunnen schrijven, of een laptop om te typen.
- Stuur naderhand een gespreksverslag toe, in niet te lange zinnen en zonder teveel jargon.
- Ga niet kinderachtig of versimpeld praten. Laat zien dat u iemand serieus neemt en neem de tijd. Zeg dus nooit: ‘Laat maar’ of ‘Dat was niet belangrijk’.